Het is al weer een paar maanden gelden dat saxofoniste Stephanie Francke haar nieuwe album Rimpels presenteerde. Het album is te mooi om het ongemerkt te laten passeren, daarom hieronder een interview wat de Rotterdamse eerder dit jaar gaf aan Jazz International Rotterdam. De titel verwijst naar fijne zandpatronen onder het wateroppervlak. “Een schaduwwereld waar alles mogelijk is.”
Het is begin maart en Stephanie Francke zit in de laatste weken van het opnameproces van haar nieuwe album Ripples. Ze heeft het net laten mixen. Afgelopen jaar is voor de jonge jazzmuzikante memorabel gebleken. “Bijna spiritueel” zegt ze.
Stephanie Francke (1989) behoort tot de nieuwe generatie Nederlandse jazzartiesten. Ze studeerde in 2012 af aan het Codarts conservatorium en won in datzelfde jaar de Erasmus Jazz Prijs, een prijs voor de beste jazzstudent in Rotterdam. Een jaar later stond ze in de finale van de European Jazz Competition. Maar prijzen of niet, Francke toont zich vooral een eigenzinnig musicus die tijd steekt in het ontwikkelen van een eigen idioom.
Haar debuutalbum Florigen (2013) werd een plaat met ‘glasheldere en meeslepende melodieën’ en ‘duidelijke verhaallijnen’. Conventioneel noemt Francke haar eerste plaat nu. Want hoe anders ging het met haar tweede album. Francke koos voor een spontaan proces waarbij de basis van de nummers gelegd werd door willekeur. “Een totaal andere aanpak” vertelt Francke. “Ik heb het bij het schrijven gewoon laten komen zonder eerst na te denken over akkoordenschema’s of melodieën. Juist het toeval is belangrijk.”
Dat moet je wel durven. Francke nam voor veel songs van haar nieuwe plaat arbitraire harmonieën als uitgangspunt door lukraak maar wat toetsen van haar keyboard in te drukken. “Het akkoord dat dan opklinkt is het fundament waar je de compositie op verder bouwt. Dat is heel spannend. Je doet zo nieuwe ontdekkingen, omdat die onverwachte klanken iets bij je losmaken. Ik kan helemaal geen piano spelen, maar dat geeft niet als je geen vooropgezet plan hebt. Geen verwachtingen hebben en kijken waar je uitkomt.”
Francke liet zich inspireren door het werk van de Japanse schrijver Haruki Murakami. De bestseller-auteur confronteert de lezer met een universum waar de grens tussen de werkelijkheid en het surreële niet blijkt te bestaan. Volgens Francke vertelt Marukami “het surrealisme op een realistische manier.” “Stap voor stap trekt hij je in een onbekende schaduwwereld. Gaandeweg krijgt je door dat er dingen niet kloppen. Een interessant gegeven, waar ik op kan inhaken.”
Zeker twee nummers van haar nieuwe album verwijzen naar die mysterieuze wereld waar alles mogelijk lijkt te zijn. Het nummer Two Moons baseerde ze op het de roman 1Q84, een van de bekendste boeken van Murakami. En ook het nummer Origami – Francke kwam op de titel door de vouwlust van pianist en bandlid Koen Schalkwijk –zet de luisteraar met één been in de werkelijkheid en het andere in een droomwereld.
En toen dus die ontdekking bij de Kralingse plas. Daar onder het wateroppervlak lagen de zandpatronen die je ook ziet bij eb op het strand. “Het deed mij denken aan het universum van Murakami. Maar ook aan mijn eigen jeugd, de eindeloze stranddagen en de rimpelingen die de zee achterlaat in het zand” zegt de Zeeuwse die opgroeide in Zoutelande. “Dat beeld geeft mij een nostalgisch gevoel.”
Hoe ‘zen’ het werkproces van Ripples ook was, bij Francke is de onrust wedergekeerd. Nu het album af is moet ze zich concentreren op de andere aspecten van het muzikantschap. “Componeren is het ene, het ook kunnen uitvoeren het andere. Want alles wat je bedenkt moet ook speelbaar blijken. Er zit dan maar een ding op: keihard oefenen. Ik wil dat mijn verhaal wel overkomt, dus bedenk ik ook leuke manieren om het publiek te verrassen. Ik heb een goed idee in petto om het publiek meer te betrekken bij mijn muziek. Ik wil zo goed mogelijk voor de dag te komen.” Beluister het hele album op Spotify:
Paris Jazz Festival 1964 - Miles Davis, Dave Brubeck, Herbie Hancock, Roland Kirk, Coleman Hawkins, Sonny Stitt, Kenny Clark, Sam Rivers, J.J. Johnson, Ron Carter, Thad Jones, Tony Williams, Paul Desmond
Gunther Schuller die zondag 21
juni 2015 op 89-jarige leeftijd overleed, was een componist en arrangeur die,
qua artistiek niveau, in de top tien thuishoort. Schuller was een van de
prominente musici van The Third Stream, een beweging die de fusie van jazz en
moderne klassieke muziek beoogde. De componist Gunther Schuller schreef meer
dan 200 composities, waaronder solostukken voor gitaar en orgel plus orkestwerken,
kamermuziek, opera en jazz. Met het orkestwerk Of Reminiscences and Reflections, opgedragen aan zijn vrouw
Marjorie Black won hij in 1994 de Pulitzer Prize for Music.
Schuller, geboren op 22
November, 1925, in New York, kwam uit een familie van klassieke musici. Zijn
grootvader was dirigent in Duitsland en zijn vader was violist bij de New York
Philharmonic. Hij begon zijn muzikale loopbaan als jongenssopraan. Privé
studeerde hij fluit en hoorn. Zijn eerste stappen als musicus zette hij als
hoornist. Hij bleek een absoluut talent en werd al vroeg als virtuoos
beschouwd.
Op zestienjarige leeftijd
debuteerde hij in de Zevende van Sjostakovitsj onder leiding van Arturo
Toscanini. In de veertiger jaren begon hij als teenager zijn muzikale loopbaan bij
het American Ballet Theatre and Cincinnati Symphony Orchestra. Eugene Goossens,
de muzikale leider van de Cincinnati Symphony, dirigeerde tijdens de wereldpremiè
van Schuller's First Horn Concerto in 1945, waarbij de twintigjarige componist
tevens de solist was. Later stapte Schuller over naar het Metropolitan Opera
Orchestra, waar hij tot 1959 eerste
hoornist bleef. In die periode begon hij ook te schrijven, hetgeen resulteerde
in zijn eerste boek Horn Technique, dat in 1962 verscheen. De stap naar de jazz zette hij
op jonge leeftijd. Toen hij op een avond zijn huiswerk voor de highschool
maakte, hoorde hij Duke Ellington en was verkocht.
In een interview in 2009
vertelde hij: 'Ik zei tegen mijn vader, hoor eens pa, ik heb gisteravond muziek
gehoord en ik vind die muziek net zo goed als Beethoven of Mozart. En pa kreeg
bijna een hartaanval, omdat het ketters was, om zoiets te beweren.' De nieuwe passie van Gunther
Schuller leidde tot frequent bezoek aan de New Yorkse jazzclubs, waar hij te
maken kreeg met de bebop scene van de late veertiger jaren. Hoewel de hoorn op
dat moment zelden als jazzinstrument werd gebruikt, begon Schuller meteen bij
topmusici van dat moment. Schuller was een der musici die in 1949-1950 samen
met trompettist Miles Davis de Birth of
the Cool sessies opnam; opnamen waar jazz en klassieke compositie -en
arrangeurtechnieken werd gebruikt. Na die introductie bleef hij optreden en
platen maken met de groten van de jazz, zoals J.J. Johnson, Eric Dolphy, Dizzy Gillespie,
Ornette Coleman en Charles Mingus. Vrijwel tegelijkertijd maakte
hij ook op het gebied van moderne klassieke muziek indruk. Zo vond in 1954 tijdens
Darmstädter Ferienkurse für Neue
Musik de wereldpremière van zijn Dramatic Ouverture for Orchestra plaats. Midden vijftiger jaren
ging hij samenwerkenmet de klassiek
geschoolde pianist John Lewis, die op dat moment het Modern Jazz Quartet
leidde. Samen vormde zij de Modern Jazz Society in een poging om jazz en
klassiek muziek meer met elkaar te verbinden. Schuller was van mening dat zowel
jazzmusici als klassiek geschoolde musici van elkaar konden leren. Een van
eerste vormen van samenwerking met bassist Charles Mingus was het dirigeren van
de Mingus compositie “Revelations” in 1955. In 1961 had Schuller de muzikale
leiding van de opnamen voor het Verve label van 'Perceptions'. Trombonist J.J. Johnson, componeerde en arrangeerde
dit stuk voor trompetsolist en groot orkest. De trompetsolist was Dizzy
Gillespie. Opvallend in de instrumentatie van het orkest was het ontbreken van
saxofoons en houtblazers.
Gedurende een lezing in 1957
tijdens het Festival of the Arts aan de Brandeis University, introduceerde
Schuller de term 'Third Stream', om zo zijn kijk weer te geven op de
samensmelting van de twee hoofdstromingen in de Amerikaanse muziek. Om die
opvattingen te onderstrepen dirigeerde hij de première van Jimmy Giuffre's Suspensions met het Gunther Schuller
Orchestra. De LP verscheen later op Columbia
Records. Schuller schreef ook de tekst op de hoes van de LP. Hij stelde de
retorische vraag: 'Is dit nog wel jazz en heeft dit gemengde huwelijk van jazz
en klassiek een eigen waarde? Over de compositie van Jimmy Giuffre 'Suspensions' schreef Schuller: Dit is een
verdere poging om, zo exact mogelijk als onze inadequate notatie dat mogelijk
maakt, muziek te componeren en noteren, die zijn persoonlijke standpunt
betreffende jazz en blues weergeeft. Het verklaart gedeeltelijk waarom er geen
improvisatie in dit werk voorkomt.
Gunther Schuller en John Lewis
introduceerden vervolgens in 1957-1958 hun Third Streamcomposities op twee
L.P.'s op het Columbia label: Music for Brass en Modern Jazz Concert .
'Toen ik in 1957 Third Stream
introduceerde, bleek het idee extreem controversieel,' vertelde Schuller in een
interview in 2010. 'Ik werd van twee kanten aangepakt. Klassiek georiënteerde
musici, componisten en critici meenden dat klassieke muziek door jazz, die
zwarte muziek, zou worden besmet. En de jazzmusici en critici veronderstelden
dat klassiek muziek hun prachtige spontane en geïmproviseerde muziek onder uit
zou halen. Uiteindelijk kwamen de twee toch samen.'
Gunther Schuller en John Lewis
richtten samen de Lenox School of Jazz in Western Massachusetts op en nodigden
in 1959 avant-gardist Ornette Coleman uit. Coleman had vlak daarvoor als
free-jazz pionier zijn historische debuut in New York gemaakt.
In de zestiger jaren beperkte
Schuller zijn optredens drastisch en richtte zich vooral op componeren, les
geven en schrijven. Hij was president van het New England Conservatory in
Boston van 1967 tot 1977. Hier vestigde hij het eerste lesprogramma voor jazz,
waarop studenten konden afstuderen op een belangrijk en klassiek georiënteerd
conservatorium. Ook vestigde hij in Boston de Third Stream afdeling, met
pianist Ran Blake aan het hoofd. Hij richtte in Boston bovendien het New
England Conservatory Ragtime Ensemble op, een ensemble dat in 1973 een Grammy
Award ontving voor de plaat Joplin: The Red Back Book. Schuller zelf won voor
de hoestekst twee Grammy Awards. Het herintroduceren van het bijna vergeten
werk van Scott Joplin toonde zijn wezenlijke interesse in de traditionele
vormen van de jazz.
Schuller bleef vooral actief in
organisaties. Zo richtte hij in 1990 samen met David Baker het Smithsonian Jazz
Masterworks Orchestra op en nam de leiding in handen. Doel was Amerikaanse jazz
meesterwerken uit te voeren en te behouden. in dat kader formeerde Schuller een
all-star ensemble en voerde van Charles Mingus diens tweeënhalf uur durende
symfonie Epitaph opnieuw uit, niet
alleen in de Verenigde Staten, maar b.v. ook in 1991 op het Jazz Fest te
Berlijn.
Schuller schreef een aantal
boeken, zowel lesmateriaal als historische studies, zoals Early Jazz: Its Roots and Musical Development, uit 1968 en The Swing Era: The Development of Jazz,
1930-1945. Beide boeken presenteren deze periodes in de jazzop een zeer gedetailleerde manier, met veel
feiten materiaal en met veel muzikale voorbeelden, die door Schuller met grote
precisie zijn genoteerd. Hij analyseerde daarvoor bijna 30.000 opnamen uit
genoemde periodes.
Tot de belangrijkste
orkestwerken van Gunther Schuller horen: Symphony,
uit 1965; Seven Studies of Paul Klee,
uit 1959 en An Arc Ascending, uit 1996.
Hij componeerde twee operas: The
Visitation, uit 1966, gebaseerd op een verhaal van Franz Kafka, en de
kinderopera The Fisherman and his Wife,
met een tekst van John Updike, gebaseerd op een sprookje van Grimm. Zijn voornaamste composities in
de Third Streamstijl zijn Transformation
for Jazz Ensemble, uit 1957, Concerto
for Jazz Quartet and Orchestra, uit 1959 en Variants on a Theme of Thelonious Monk, uit 1960, met Eric Dolphy
als solist.
De titels van zijn werken en
zijn muzikale intentieverklaringen mogen ambitieus en misschien wel pretentieus
klinken, maar het resultaat is veelal prachtige muziek, vaak lichtvoetig, zeker
niet bombastisch. In zijn samenwerking met de grote jazzsolisten als Dolphy,
Gillespie, J.J. Johnson en Charles Mingus laat hij die solisten voldoende
vrijheid.
Op youtube.com is veel van
zijn werk en opvattingen terug te vinden:
New York Jazz Festival - Our New York Jazz Festival poster pays homage to the masters of Jazz who played long into the night in smoky Harlem clubs. Printed on gallery-grade paper, this smooth and mellow print is sure to jazz up any home or office wall for decades to come.
“IT SEEMS TO ME THAT MOST PEOPLE ARE IMPRESSED WITH JUST THREE THINGS: HOW FAST YOU CAN PLAY, HOW HIGH YOU CAN PLAY, AND HOW LOUD YOU CAN PLAY.” -- Chet Baker
Alleen al de hoes en het daarin geïntegreerd boekwerk van de het album Muddy Waters 100 kan voor veel liefhebbers al reden zijn tot aanschaf. Aan dit Tribute ter ere van de 100e geboortedag van Blues legende Muddy Waters werkten niet de minste namen mee! Blues zanger en gitarist John Primer nodigde onder andere Keb ‘Mo’, Johnny Winter, James Cotton, Bob Margoling en nog vele andere uit om deze tribute op plaat te zetten.
15 nummers uit het oeuvre van Waters, met uitgebreide achtergrondinformatie over de nummers en de carrière van het blues icoon waarvan wel duidelijk is dat hij de basis heeft gelegd voor veel hedendaagse rock een ook popgroepen.
Het hardcover cd boek telt 48 pagina’s en is rijkelijk geillusteerd met zwart/wit- en kleurenfoto’s gemaakt door de grote fotografen uit de tijd dat Waters zijn successen beleefde. Grammy winnaar en schrijver van de Muddy Waters biografie ‘Can’t Be Satisfied - the Live and Times of Muddy Waters’ Robert Gordon heeft speciaal voor boek een essay geschreven. Een prachtig document en niet alleen voor de blues liefhebber!
Op 7 mei 2015 overleed bassist Ron Crotty. Los van het werk
voor Cal Tjader en het Dave Brubeck Trio en later het Dave Brubeck Quartet is
de bijdrage van Crotty aan de jazzgeschiedenis niet al te opvallend. Elke
jazzliefhebber, die een brede collectie aan LP's en cd's heeft verzameld, kent
de opnamen van het Dave Brubeck Quartet uit het begin van de jaren vijftig, Jazz at Oberlin, 1953, een de hoogtepunten van de cooljazz.
Crotty werd op 31 december 1929
geboren in San Francisco. Hij speelde als kind viool en zong in het kerkkoor.
Toen het orkest van zijn school een bassist nodig had, ging hij aan de slag met
de contrabas en had deze al snel onder de knie. In 1946 kwam Crotty in de ban
van de bebop en ging hij studeren aan San Francisco State University, om later les
te kunnen geven. Hij was geen uitzonderlijk goede student, maar hij leerde in
die periode wel om intensief met studiegenoten samen te spelen. Tegelijkertijd speelde
Crotty in een bebop-band met onder meer Al Molina. Daar leerde hij drummer Cal
Tjader kennen. Tjader verwees naar Crotty, toen Dave Brubeck een trio wilde beginnen.
Nog voor dit trio gestalte kreeg, speelden Crotty en Tjader ook samen in het
octet van Dave Brubeck, diens eerste formatie.
Het trio met Brubeck, piano, Crotty, bas
en Tjader op drums zag in 1949 het licht. Jimmy Lyons, disc-jockey in San
Francisco, hoorde het trio tijdens een nachtelijk optreden in de Burma Lounge op Lakeshore Avenue in
Oakland en begon het trio te promoten. Zo kreeg het trio door toedoen van Lyons
wekelijks zendtijd op de lokale radiozender. Incidenteel begeleidde het trio
zangeres Sarah Vaughan, zowel tijdens optredens in Oakland, als in San
Francisco. Crotty was toen amper negentien jaar. Zijn
werk bij Brubeck werd onderbroken door zijn diensttijd. Na twee jaar keerde
Crotty in 1951 bij Brubeck terug, nu in diens kwartet met altsaxofonist Paul
Desmond en drummer Lloyd Davis, het kwartet dat met de plaat "Jazz at
Oberlin" (1953) beroemd werd. Op de platenhoes van die fameuze LP staat Crotty
enigszins afzijdig aan de rechterkant op de foto. De stoel van de drummer werd na
deze opnamen al snel bezet door Joe Dodge.
De muzikale voorbeelden van Crotty waren Jimmy Blanton en Ray
Brown. Brubeck zag in Ron Crotty vooral
de man die zijn formaties een degelijke ritmische basis verschafte. Omdat
Brubeck op harmonisch en compositorisch gebied meer ontwikkeling had
meegekregen, spijkerde hij de kennis van Crotty op dit gebied bij. Na enige jaren bij het Dave Brubeck Quartet verliet Crotty
Brubeck in 1954, vanwege hepatitis. Hij keerde na jaren toeren terug naar San
Francisco, waar zijn loopbaan in de muziek al snel verpieterde door alcohol- en
amfetamineverslaving. Crotty had verschillende baantjes en probeerde af te
kicken. Een reeks afkickklinieken volgde, afgewisseld met periodes waarin
Crotty als tuinmanin zijn
levensonderhoud voorzag. Van tijd tot tijd maakte hij opnamen met jazzartisten
uit de regio. Zo speelde hij met pianist Vince Guaraldi op de LP Ron Crotty Trio / Vince Guaraldi
Quartet / Jerry Dodgion Quartet – Modern Music From San Francisco, uitgebracht
in 1955 op het Fantasy label. Eveneens speelde hij op de tweede LP van
baritonsaxofonist Virgil Gonsalves Sextet Jazz, San Francisco
Style, uitgebracht in 1955 op het Liberty label. Daarna had de verslaving hem
jarenlang in zijn greep. Incidenteel speelde hij bij ragtimepianisten als Earl
Hines, of Wally Rose, of met met lotgenoten als Art Pepper.
Pas in 1997 raakte hij definitief
afgekickt. Naast zijn werk als tuinman speelt Crotty al
jaren regelmatig in het café van het Oakland Museum, onder meer met trombonist/
bastrompettist Frank Phipps. Ook had hij zijn eigen groep, Ron Crotty &
Friends, waarmee hij in San Francisco en omgeving optrad. In 2009 verscheen een
trio-cd met bastrompettist Frank Phipps en gitarist Tony Corman; Crotty
Corman And Phipps. Daarmee sloot Ron Crotty zijn loopbaan af. In zijn laatste jaren kreeg
Crotty enkele malen te maken met kanker, een ziekte die hem uiteindelijk fataal
werd.
Bijdrage: C.P. Vincentius
Kleine
discografie:
The Dave Brubeck Trio with Cal Tjader Vol. 1 & 2 (opnames 1950),
The Dave Brubeck Quartet -Jazz
at the College of the Pacific (1953)
The Dave Brubeck Quartet -Live in Concert, Past Perfect, 2002 The Dave Brubeck Quartet -At Welshire Ebell:
the Historic 1953 Los Angeles Concert, Fresh Sound Records, 2006.
The Claypole’s Jazz Festival, held just outside of Buenos Aires, was the first international and foreign popular music show in the city. Organized by the local city theater, Espacio de debate y cultura La Casa de Claypole, the festival was only promoted with posters.